SV | Want het oor proeft de woorden, gelijk het gehemelte de spijze smaakt. |
WLC | כִּי־אֹ֭זֶן מִלִּ֣ין תִּבְחָ֑ן וְ֝חֵ֗ךְ יִטְעַ֥ם לֶאֱכֹֽל׃ |
Trans. | kî-’ōzen millîn tiḇəḥān wəḥēḵə yiṭə‘am le’ĕḵōl: |
Want het oor proeft de woorden, gelijk het gehemelte de spijze smaakt.
חֵךְ ḥēk "gehemelte, mond") wordt vaak gebruikt als een metafoor voor wat de mond produceert, bijvoorbeeld, de mond is het orgaan van de smaak (Ps. 119:103, Job 12:11, 20:13, 34:3; Spr. 24:13; Hoogl. 2:3), spraak (Job 6:30, 31:30, 33:2, Spr. 5:3, 8:7), geluid (Hos. 8:1), en kussen (Hoogl. 5: 16; 7:10) (HALOT 313 s.v. חֵךְ; BDB 335 s.v. חֵךְ)
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
Want het oor proeft de woorden, gelijk het gehemelte de spijze smaakt.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!